
Kamperen is weer helemaal hip. Nou ja hip; dat was het ook ten tijde van de crises in de jaren ’70 en ’80. Desondanks schijnt het een ultiem gevoel van vrijheid te geven. En ja, dat gekletter van de regen op een tentdoek of met je blote voeten door het gras lopen is ook heel fijn. Maar toch denk ik er niet aan om te kamperen.
Ik begrijp echt wel waarom veel mensen van kamperen houden: even terug naar de basis enzo. Voor mij is vakantie echter meer dan een mindfullness-oefening, waarbij ik noodgedwongen anderen ook back to basic moet zien gaan. Van die vrouwen die lekker ongegeneerd alles laten hangen en waaien. En van die mannen die de barbecue niet aankrijgen zonder een halve liter spiritus. Dan kan ik mezelf beter laten uitroken in een willekeurig stadspark, daar heb je hetzelfde effect maar kun je tenminste tegen middernacht weer gewoon naar huis.
10 jeugdtrauma’s
Natuurlijk moet er iets diepliggenders aan mijn kampeerhaat ten grondslag liggen. En ik hoefde niet eens diep te graven. Deze 10 jeugdtrauma’s komen spontaan naar boven:
- De hitte in een tent die je dag en nacht laat zweten. En die plots in barre kou omslaat om het moment dat je hebt besloten je slaapzak te verruilen voor een lakenzak.
- Het gepriegel op een camping-gasstel. Als je eindelijk doorhebt hoe je alles tegelijk klaar kunt krijgen, flikkert je beste biefstuk of heerlijke vis in het gras doordat de buurvrouw over de scheerlijn struikelt. Oftewel: wéér patat na veel te lang in de rij staan.
- Meer water binnen dan buiten je tent. Hoe vaak ik ook gootjes heb staan graven en tentzeiltjes en onderzeiltjes heb gebruikt; altijd kwam er water in de tent bij een regenbui. Tegenwoordig hoeft dat niet meer naar het schijnt, maar ik ben nog niet overtuigd.
- Muggen. Die heb ik thuis ook al, dus daarvoor hoef ik niet op vakantie. En al helemaal niet omdat campingmuggen allemaal weten hoe ze in luttele seconden naar binnen moeten vliegen en nooit meer terugkeren naar waar ze vandaan kwamen.
- Met een toiletrol onder m’n arm lopen, vind ik geen probleem. Het heeft wel iets knus. Maar niet als het regent en je echt heeeeeeel nodig moet schijten. Dat gaat nooit goed. Zeker niet als je op je slippers over modderpaadjes moet rennen.
- Haar in doucheputjes. Daar gaat gewoon echt niets tegen helpen. En al helemaal niet als je daarvoor ook nog eens 20 minuten in de rij hebt moeten staan. Tenzij je je hele vakantie druk in de weer gaat met een mentaal schema waarop de beste douchetijd na een paar weken gewoon om 6 uur ’s morgens of 3 uur ’s middags blijkt te zijn. Happy holidays!
- Stilte schijnt echt een fantastische ervaring te zijn. Maar reken maar dat er geen enkele camping is waar je ongestoord kunt kamperen. Ja, als je ergens in de rimboe gaat zitten. Maar daar ontbreken dan weer de andere gemakken.
- De waterpokken. In een bloedhete vouwwagen op een camping in Luxemburg tijdens een bloedhete zomer is ernstige jeuk en hoge koorts geen pretje.Volgens mij heb ik in die zomer als jochie besloten dat een vouwwagen erger is dan de hel.
- Gezelligheid is een heel subjectief begrip. En in mijn geval verandert de definitie daarvan per dag. Zo niet voor de mensen die gisteren nog je beste vrienden waren tijdens het potje badminton. Die komen ineens elke dag langs. WTF?
- De campingdisco. Dat is niet eens een trauma, want dat was gewoon leuk. Mijn allereerste zoen ooit kreeg ik in de speeltuin van een camping. Reuze spannend. Maar het feit dat ik nu toch echt te oud ben voor de campingdisco, is misschien nog wel het meest erge aan de camping. Wat moet je dan nog?
Natuurlijk maak je een deel van die dingen ook mee als je in hostels slaapt, maar daar kun je makkelijk de volgende dag weer weg. Misschien heb ik nog niet de juiste camping gevonden, of moet ik mezelf eens overtuigen met een goeie camping, camper of caravan. Wie haalt me over?
Oh ja, en dit kun je er ook niet doen:
Het is juist super!