Maas city of dreams

Het spijt me. Alhoewel: het spijt me eigenlijk helemaal niet. Ook ik heb mijn zwakke momenten. Mijn misdaad is bovendien niet groter dan een Bas-tas.

Toen ik in Rotterdam kwam wonen, had de Roteb overal inleverpunten voor allerhande vuil. Naast de Super de Boer op de West-Kruiskade zat zo’n punt en mijn milieu-activisme was geboren. Ik werd bloedfanatiek in het scheiden van mijn afval. Hard plastic, zacht plastic, papier, karton, batterijen, apparaten, glas in alle kleuren; ik kon het er allemaal kwijt. Mijn wormencompost-bak op het balkon lustte mijn etensresten. Ik geloof dat ik in die tijd elke maand hooguit een klein pedaalemmerzakje afval had voor de grote vuilcontainer.

Maar ineens was het inleverpunt weg. Een papieren foldertje vertelde me dat de Roteb z’n afvalscheiding nu zo goed op orde had, dat het overbodig was om je afval nog gescheiden aan te bieden. Volgens mij was de werkelijke reden gewoon bezuiniging. Vanaf dat moment moest alles keurig in de vuilniszak, met uitzondering van klein chemisch afval en apparaten. Die werden eens in de zoveel tijd opgehaald onder werktijd of tijdens een groot vuilfeest op een wijkplein. De batterijen konden naar de container  bij de supermarkt, net als het papier en glas.

Totdat ik laatst ging opruimen en ik een doos vol verboden troep had. Uit een keukenkastje viste ik een knalrode Bas-tas, die ik had bewaard voor hergebruik. Dit leek me een prima hergebruikmoment. Mijn oude tondeuse, twee telefoonopladers, een kapotte blender, een zonne-oplader die niets meer deed en een hand vol kabels van verdwenen apparaten; ze pasten allemaal in de Bas-tas. Samen met een blikje radiatorverf.

‘Dan ook maar gewoon goed’

Ik zocht op de site van de gemeente en las dat ik naar een milieupark mocht gaan met mijn tas. Maar het dichtstbijzijnde punt is niet echt makkelijk te bereiken per fiets. Ik heb de Roteb zelfs nog gemaild: waarom er geen inleverpunten waren voor stadsbewoners zonder auto. Maar ‘veiligheid’ bleek ook hier het toverwoord voor een lang epistel over eisen, normen, regels en een kromme ombuiging van het nieuwe ongemak naar: uitstekende servicepunten aan de randen van de stad.

Daar zat ik met mijn Bas-tas vol spullen. Buiten regende het. Hard. Tegen al mijn principes in besloot ik de tas bij het gewone vuil te mieteren. Op weg naar buiten vond ik een bakje met batterijen. Met een puberale mengeling van woede en onvergelijktheid kieperde ik de batterijen in de tas. ‘Dan ook maar gewoon goed.’ Even later hoorde ik de tas op het andere vuil kletteren. Dat luchtte op. En nog steeds voelt het als een opluchting. Jarenlange zelfkwelling van afvalscheiding en milieubewust spartelen in een zee van ongelovige vervuilers was met die ene Bas-tas verleden tijd. In mijn volgende leven kom ik vast terug als compostworm, die wordt vergiftigd door een lege batterij. Ik weet het zeker.